Giorgio Andreotta Calò veranderde het interieur van de kerk drastisch. Tijdens de zomermaanden baadden bezoekers van de kerk in een oceaan van rood licht, een onnavolgbare ervaring. Laat in de avond kwam het rode licht uit de kerk, dat samensmolt met het rode lamplicht van de overvloedige bordelen en prostitutie ramen rondom de kerk. De kerk deelde de hele zomer in dit licht en schaduw: binnen en buiten circuleren om en door elkaar heen, op het ritme van het zonlicht en de inversie ervan.
Met het rode licht bracht Calò de rooms-katholieke beeldtaal terug in het gebouw en reflecteerde hij op de Beeldenstorm van 1566 en de revolutie in het religieus denken. Tijdens de tentoonstelling gebruikte de kunstenaar afbeeldingen van het enige overgebleven katholieke glas-in-loodraam, een afbeelding van de dood van de Maagd Maria, als uitgangspunt voor een nieuw fotografisch werk. Het rode licht heeft geen invloed op het onontwikkelde beeld en biedt dezelfde omstandigheden als in een fotografische donkere kamer. De kerk deed dienst als atelier en donkere kamer. Het fotografische werk reisde later naar Milaan (Triennale Museum) en Rome (MAXXI Museum).