
Lees hieronder het gedicht:
Vragen voor Saskia
Was je eigenlijk wel zo’n ochtendmens? Draaide je je niet liever
nog even om als achter de luiken het straatrumoer alweer begon?
Was hij streng omdat hij vanaf het eerste licht aan de slag kon
en tijd ook toen al geld was? Spraken jullie eigenlijk met elkaar
als je poseerde, wanneer hij parels die jullie niet konden betalen
met een penseel rond je hals aanbracht?
Werd de klus soms onderbroken door een vrijpartij? Of waren de uren
overdag te kostbaar en bestemde hij voor de liefde de nacht,
het bloedwarme zwart waarin hij niet meer afgeleid kon raken
door de gedragingen van schaduwen en kaarsvlammen? Hoe ze
schakeringen op je huid maakten, de kleur op je wangen veranderde
van schelproze tot gloeiend sepia?
Een schilder moet je altijd delen met het licht. Maar ’s nachts is hij
van jou. Dan draait het eindelijk niet meer om zicht maar om tast,
hoe je haar ruikt, welke geluiden er vrijkomen terwijl je fluistert
dat jullie zo de kleine nog wakker maken. Zijn er dan de smaaklagen
van je huid, de vlierbloesemgeur van je oksels, het zout
in het geultje van je navel. Allemaal ervaringen
waarvan hij niet wist hoe hij ze vast kon leggen en waardoor hij
ze nog meer liefhad.
Hoe moet het voor hem zijn geweest tijdens die ene junidag?
Toen je op deze plek in de schaduwen werd neergelaten?
Je gezicht zich niet meer als een portret losmaakte
uit schemertinten. Hoe daarna
ieder jaar op een vroege ochtend in maart de zon op je steen
klopte als een kinderhand op een poort, smekend om te komen
buitenspelen en je maar niet naar buiten kwam. Verstrengeld bleef
met het donker waarin jullie elkaar ooit vonden,
het donker waarin hij je ooit echt zag.
Ellen Deckwitz