
Als je er nuchter naar kijkt, is een raam eigenlijk niet meer
dan een wat groot uitgevallen kattenluik
voor het licht. Zodat ze naar binnen kan sluipen
en ons weer toont waar we lopen, er ruimte ontstaat
om verder inwaarts te gaan, te ontdekken wie we waren
en waarvoor we staan. Als het licht door deze ramen
naar binnen buitelt ontstaan er verhalen, bijeengehouden
door nerven van lood. Een groot web van toen en straks,
vol vertellingen en de mensen die er model voor stonden
zoals een moeder in bed, vereeuwigd door een zoon
die kon schilderen met vuur. Eeuwen later gloeien er
op de wanden en vloeren nog steeds hele tapijten
van kleur. Het verbindt ons met hen die er waren,
met hen die er nog zullen komen,
zodat we erbij stil blijven staan dat er ook met scherven
verhalen worden gemaakt.
Zodat we onze weg blijven vinden in het donker.
Ellen Deckwitz